“Ik heb geen hoop meer”, hoorde ik haar met wanhopige stem en over haar wangen rollende tranen tegen haar dochter zeggen.

En dochterlief deed wat we geneigd zijn te doen als we tegenover iemand zitten die zoiets zegt en ervaart: zij probeerde te bewijzen dat haar moeders uitspraak niet klopte door haar suggesties te doen waaruit bleek dat er wél nog hoop was.

Het was lief bedoeld en totaal zinloos. Een soort Don Quichot die vecht tegen windmolens.

Want ‘verdwenen hoop’ of ‘nog bestaande hoop’ … het is allebei helemaal niks. ‘Hoop’ bestaat uit niets anders dan gedachtenenergie in een bepaald moment. ‘Hoop’ gaat altijd over iets dat er in dit ogenblik niet is, maar waarvan vermoed wordt dat het er in de toekomst misschien wel zal zijn en dan voor een beter gevoel gaat zorgen dan er nu ervaren wordt. ‘Hoop’ is nooit een concreet, vaststaand ding dat bij ons Slagersdochters op het hakblok gelegd kan worden om al dan niet in mootjes te hakken. ‘Hoop’ kun je vastpakken noch loslaten.

Hoop of het ontbreken ervan is hooguit de imaginaire eindbestemming van een lange gedachtentrein  met wagonladingen aannames, concepten en verzinsels. En dergelijke gedachtentreinen kunnen zoveel pijn doen, dat er een gevoel van wanhoop, leegte en zinloosheid ontstaat.

Dat akelige, nare gevoel lijkt voor de wanhoper in kwestie (en soms ook de toehoorder) het bewijs van het waarheidsgehalte van het denken in dat moment. Je voelt het, dus moet het wel waar zijn. 

Gelukkig is niets minder waar.

Wat je voelt is altijd een functie van het denken. En het denken creëert per definitie een illusie. Soms een fijne, soms een sombere, soms een hopeloze illusie. Maar in alle gevallen een illusie. Daaronder is er altijd die bron/eenheid/levensenergie waar wij en alles om ons heen uit voortkomen. Sterker nog: je bént die bron. (niet jij als persoontje in je aardepakje, maar jij in de vorm van je ware natuur).

En het fijne is: waar jij altijd, in alle gevallen en onder alle omstandigheden die bron bent, is denken altijd vergankelijk. Het is een energie die door je heen gaat en die, als je hem laat gaan, ook net zo snel weer verandert of verdwijnt. Waardoor hoop of wanhoop beiden even tijdelijk blijken. Dat is fijn om te weten. Voor de moeder uit dit stukje maar ook voor de dochter die niets anders hoeft te doen dan slechts herkennen dat haar moeder, onder al dat tijdelijke wanhopige denken, altijd heel en okay is.

Share This