Tijdens een gesprek toverde mijn brein laatst een beeld tevoorschijn van een poppenkast zoals je die vroeger wel had. Waarin Jan Klaassen en Katrijn hun luidruchtige en soms gewelddadige scènes speelden. Als kind kon je helemaal opgaan in die taferelen. We moedigden luidkeels Katrijn aan of gilden als waarschuwing wanneer één van de poppen de ‘boef’ uit het spel niet aan zag komen.

Ergens wisten we natuurlijk wel dat er achter de kast een poppenspeler zat die met zijn handen en stem de figuren tot leven bracht. Maar daar dachten we niet aan, genietend van het spel. Jan Klaassen en Katrijn zelf leken zich er al helemaal niet bewust van dat er onder hun beider jas een hand zat die één en dezelfde man of vrouw toebehoorde. Zij betwistten elkaar alsof ze twee volkomen afgescheiden figuren waren. Maar wie achter de kast zou kijken, zou direct ontdekken dat de bewegingen en geluiden één bron hadden. De poppenspeler.

Één poppenspeler die speelde dat het al die figuurtjes in de poppenkast was. Één poppenspeler die het verhaal verzon en tegelijkertijd waarnam. Één oneindig creatieve poppenspeler die steeds met nieuwe scènes uitbeeldde. In het gesprek noemden wij de poppenspeler ‘Joost’. Omdat Joost het mocht weten. En Jan Klaassen en Katrijn hoefden dat dus niet; zij werden immers door Joost gespeeld.

Je voelt wellicht al aankomen welke vergelijking hier gemaakt werd. Joost/ de poppenspeler is Mind, door ons ook wel aangeduid als Universele Levensenergie. En wij, in onze menselijke ervaring, zijn Jan Klaassen en Katrijn. Het ene moment ruziemakend met elkaar, het volgende moment elkaar in de armen vallend. Scène na scène spelend in de poppenkast die wij het leven noemen.

En wat Jan Klaassen en Katrijn waarschijnlijk niet lukt, kunnen wij als poppetje wel: ons bewust zijn van Joost de poppenspeler achter de wereld van de vorm. Van zijn onzichtbare hand. We voelen die als de energie die onze adem haalt, ons bloed stroomt en ons hart klopt.

Dit wetende (en dat moet je natuurlijk voor jezelf zien en niet van mij aannemen als goed idee); hoe vaak en hoe diep zou jij je als poppetje nog verliezen in een mentaal of fysiek gevecht met een ander poppetje? Hoe serieus neem jij nog de scènes waar je in verzeild raakt? Hoe lang kun je je eigen of andermans poppetje nog onderwerpen aan een diepgaande analyse?

Share This