Olly en ik maken een lange wandeling om de Reeuwijkse plassen heen. Op een bepaald punt is er een soort strandje waar honden alleen ’s winters mogen komen. Baasjes maken er op deze frisse, zonnige dag gretig gebruik van. Ik besluit even op een bankje te gaan zitten om Olly de gelegenheid te geven met soortgenoten te spelen. Dat vinden wij mensen ook vaak gezellig, tijd doorbrengen met soortgenoten.

Op het moment dat ik plaatsneem, lijkt er in het hondenkopje van Olly iets wonderlijks te gebeuren. Noem het een conditionering. In het hondje komt spontaan het idee op dat het bankje met mij daarop zijn territorium is. En een territorium moet verdedigd worden. Dus ineens doet hij serieuze pogingen om zijn soortgenoten weg te blaffen (althans, dat lijkt de opzet te zijn) en komt er zelfs een grommetje uit zijn keel tevoorschijn. Voor wie Olly en zijn fysieke formaat kent (mini), weet nu dat dit er nogal komisch uitziet. Het territorium dat Olly verdedigt bestaat alleen in zijn koppie en wellicht in dat van zijn soortgenoten. Het bestaat ook alleen in dat moment. Zodra ik opsta en weer verder wandel, huppelt Olly vrolijk mee. Het deed mij denken aan de imaginaire ‘ik’ waar we ons zo druk om maken. Die we op alle mogelijke manieren veilig willen stellen. De ‘ik’ die de spil vormt van al onze problemen, die we met hand en tand (en soms een grommetje) verdedigen. Deze ‘ik’ is ook zo’n idee. Een conditionering zou je kunnen zeggen.

Daar hoeven we niet vanaf. Er kan slechts geconstateerd worden dat het gebeurt als en wanneer het gebeurt. En dan zou er de realisatie kunnen zijn dat wij dat ‘ikje’ in essentie niet zijn. Misschien kan er dan om geglimlacht worden, net als we bij Olly doen.


Share This