Ooit vertelde iemand mij dat je een (verf)kleur kunt ‘meten’ met een apparaatje. Dat vond ik verrassend en fascinerend. Het apparaat heeft immers geen ogen. Toch kan het blijkbaar die kleur waarnemen en voor ons vertalen in cijfers. Het deed me terugdenken aan wat mijn Oudste als kleuter eens vroeg: “Hoe weet ik nu dat jij hetzelfde ziet als ik wanneer we allebei iets ‘paars’ noemen?” Dat weten we dus niet. Wat onze ogen binnenkomt zijn geen beelden, maar lichtdeeltjes die door onze hersenen worden omgezet in levensechte, herkenbare plaatjes. Daar, in ons hoofd, ‘zien’ we pas welk tafereel zich afspeelt, hoe fel die kleur is, wat voor vorm dat voorwerp heeft.
Wat onze oren binnenkomt zijn geen kant-en-klare geluiden, maar golfjes die door onze hersenen moeten worden omgezet teneinde een ervaring van het geluid te krijgen. Om daadwerkelijk te horen hoe die vogel zingt, hoe dat stuk muziek klinkt, hoe die kettingzaag tekeer gaat. Wat met onze zintuigen in aanraking komt, moet eerst in de hersenen omgezet worden om het ook te ervaren. Dat is een proces dat zó snel gaat, dat er geen waarneembare tijd zit tussen het binnenkomen en het vertalen. Het lijkt mij met gedachten ook zo te zijn. Ook die komen binnen als een neutrale energie en worden dan razendsnel vertaald in een levensechte, lijfelijke gevoelservaring.
Zo bezien zou onze hele zintuiglijke realiteit niet meer zijn dan een vertaling van golfjes, lichtdeeltjes, prikkels, kortom: van energie. Jouw persoonlijke realiteit is daarmee jouw eigen, unieke vertaling van die energie en geen vaststaand feit. En deze realisatie zou zomaar voor wat ontspanning kunnen zorgen in jou als vertaler.
Foto © Rob Tol