Laatst zat ik op een vlucht met een piloot die het enorm naar zijn zin had en ons, de passagiers, overijverig voorzag van allerlei informatie en details. Hij vond het blijkbaar leuk om te melden over welke steden we allemaal zouden vliegen, of die links of rechts van het toestel te zien zouden zijn, hoe hoog we vlogen en met welke snelheid. Hij informeerde ons over het weer onderweg en op onze bestemming. Over de vluchttijd, de naam van zijn collega en de specifieke baan waarop we zouden gaan landen en aan welke kant van de luchthaven dat dan was.
Sommige dingen die de piloot meedeelde waren lekker praktisch, andere gezellig of vermakelijk en de meeste waren overbodig, maar verder niets mis mee. Ik luisterde half en realiseerde me dat al die informatie in wezen niets toevoegde aan het feit dat we vlogen. Waarschijnlijk van A naar B, tenzij we neer zouden storten of door omstandigheden ergens anders moesten landen. En ik zag een overeenkomst tussen de jolige piloot en ons conceptuele denken.
We leven van geboorte tot de dood. Meestal hopend dat het een lange reis is, tenzij we ons te pletter vervelen of anderszins verzet plegen tegen wat er in het moment is. En we krijgen in dat leven het conceptuele denken mee, zoals de piloot van het vliegtuig. Allebei heel handig om onderweg te navigeren. Maar net als ‘mijn’ piloot neemt het conceptuele denken vaak een taak op zich die in wezen niet zo nuttig is.
Het houdt ons voortdurend op de hoogte van waar we ons bevinden (op onze carrièreladder of op ons pad naar verlichting). Het meldt continu hoe het buiten aanvoelt (ongemakkelijk, angstig, vrolijk, verveeld). Het is steeds bezig met de bestemming (onze doelen en wensen) en het benoemt van alles wat in wezen geen label behoeft.
Ik keek om me heen en constateerde dat zowel de passagiers die aandachtig naar de piloot hadden geluisterd als degenen die hadden zitten slapen, lezen of naar muziek luisterden, exact tegelijk landden op precies dezelfde bestemming.