Linda en ik zijn allebei opgegroeid in een ‘middenstandsgezin’. Je zou kunnen zeggen dat we daar mee hebben gekregen dat je hard moet werken. Op een persoonlijk/ psychologisch niveau. De bank waar ik ooit mijn ‘carrière’ begon had het zelfs als strategie bij de werving en selectie: als de directeur hoorde dat je ouders ondernemer waren, was je al met één been binnen. De aanname werd gedaan dat je een harde werker was, geen moeite had met een keer wat langer blijven en ook: dat de klantgerichtheid er al ingeramd zat. Vond de directeur handig.

En Linda en ik geloofden een hele tijd ook, bewust of onbewust, dat hard werken gewoon een must was. Dat het niet anders kon (Linda) of dat het niet anders mocht (Angela). Na kennismaking met het paradigma van de 3 principes viel dat geloof weg, of keert het nog wel eens in verschillende vormen terug om gezien en (h)erkend te worden. Zodat het kan oplossen in het grote Niets.

Laatst mijmerde ik hier over met een ander ‘middenstandskind’. We verbaasden ons hoe (sterk) het geloofd kan worden: dat je niets waard bent als je niet hard werkt. Dat je je bestaan op deze planeet wél eigenhandig moet verdienen, alsof het niet je geboorterecht is en je (er) gewoon mag ZIJN. En dat als ‘lui’ gezien worden zo’n beetje het ergste is wat je kan gebeuren. Hilarisch eigenlijk, als je het goed (helder) bekijkt.

Hoe we allemaal wel een beeld hebben bedacht van hoe/wie we zouden moeten zijn en dan angstig invullen dat een ander dat wel eens anders zou kunnen zien. We denken bijvoorbeeld dat we ‘3P’ moeten zijn en gaan dan in aanwezigheid van anderen krampachtig verlicht zitten doen. We verzinnen dat we serieus genomen moeten worden en gaan dan waakzaam zitten zijn dat anderen onze ‘flaters’ niet zien. We menen dat we perfect dienen te zijn en gaan dan tot in de kleinste details aan innerlijk en uiterlijk knutselen in de hoop dat anderen onze imperfecties niet zien. We geloven dat ledigheid (luiheid) des duivels oorkussen is en haasten ons dan om op te staan als er iemand binnenkomt of hebben altijd een verdedigingsverhaal paraat dat vertelt dat we even mogen rusten omdat er al veel arbeid verricht is. Want de ander mocht eens denken.

De bochtenwringerij!

En er ZIJN in wezen niet eens anderen, alleen maar jouw projecties!

En uiteindelijk is de persoon die je ‘ik’ noemt ook een illusie van het denken!

Wat een kosmische grap!

En in plaats van al die geloofjes en patroontjes in jezelf stuk voor stuk op te lossen (de psychologische weg), is er steeds maar één ding te zien: je bent het Universum zelf met de mogelijkheid te spelen/ervaren dat je mens bent. En die mogelijkheid wordt (optimaal?) benut. Maar je blijft het Universum, wat je ook bedenkt, gelooft, ervaart en doet. En dat geldt voor iedereen.

Mijn persoonlijke conclusie is: het maakt dus niets uit. Je hoeft niet te verzinnen hoe je moet zijn, lui of hardwerkend, en je hoeft je geen zorgen te maken over hoe anderen je zouden zien. Je hoeft ook niet tegendraads te gaan roepen dat lui zijn het nieuwe werken is. Het mens-zijn kan in volkomen vrijheid gespeeld worden. Kom gewoon opdagen zoals je in het moment op komt dagen. Warts and all, zoals ze in het Engels zo grappig zeggen.

Je hebt deze ervaringen, je BENT het niet.

Image by Holger Stephan from Pixabay

Share This