Het is kennelijk weer de tijd van het jaar dat velen op of in een voertuig stappen (of de benenwagen nemen) en ergens heen gaan waar we de rest van het jaar niet zijn. Een andere plaats, een andere provincie, een buur- of ver land, misschien zelfs een ander werelddeel. Anderen blijven in hun eigen huis en genieten van een tijdje vrij van het werk. Of we plannen deze ‘break’ juist in een andere periode op de jaarkalender.

We noemen het vakantie en wensen elkaar welgemeend een fijne tijd toe. Hartstikke leuk, lief en gezellig natuurlijk.

Een aantal keren las ik dat de vakantie ‘verdiend’ was. Dat vond ik persoonlijk een interessant gegeven. Ik kan me, heel praktisch gezien, voorstellen dat er geld nodig is om te reizen, en dat je dat eerst moet verdienen, maar ik had de indruk dat er iets anders bedoeld werd. Men refereerde aan ‘hard werken’, en dat je dát eerst moest doen om de vakantie te verdienen. Als idee in het hoofd. Zoals men ook wel bij gepensioneerden hoort: ‘ik kan nu lekker doen wat ik wil omdat ik veertig jaar geploeterd heb.’ Nu heb ik er recht op. Eerder (nog) niet.

Het past voor mij in het rijtje van: je krijgt een toetje als je je groenten hebt opgegeten. Je mag een Netflixserie opzetten als je je 10.000 stappen hebt gezet. Je mag even de teugels laten vieren nadat je een hele tijd gedisciplineerd bezig bent geweest. En voor de anorexiapatiënt vanuit de kliniek: je mag een weekend naar huis als je drie ons bent aangekomen.

We zijn het kennelijk gewend, dat afwisselende afzien en belonen. Dat hard werken en daarmee verdienen. Ik vroeg me af of dit een algemeen menselijk geloof of een culturele aanname betreft en ik vermoed dat het dat laatste is. En van zichzelf sowieso niet waar.

Een beetje mijmerend hierover, vond ik het idee steeds gekker klinken. Je wordt geboren. Daar heb je niet om gevraagd maar goed, je bent er nu en je leeft. En door wie en waar is dan bedacht dat je vervolgens dingen moet doen om je eten en je rust (terug) te verdienen?

Ik neem geen genoegen met ‘zo is het nu eenmaal’.

Het lijkt mij de natuur van zo’n ervaringsvoertuig als het lijf om dingen te doen. Om impulsen te krijgen (omdraaien, gaan kruipen en lopen). Om initiatieven te nemen om te creëren, te communiceren, te leren en bestuderen, te verzamelen misschien, en zeker ook om te delen. En te rusten! Maar waar komt dat opgelegde idee vandaan dat je pas iets verdient, of zelfs een bestaan verdient, als je voldoende hebt gecreëerd, gecommuniceerd, geleerd, bestudeerd, verzameld of gedeeld? En hoeveel is genoeg? Volgens wie? En hoe lang mag je dan rusten en hoeveel mag je dan eten in ruil daarvoor? Wanneer heb je voldoende recht op bestaan?

Je bent er. Kennelijk (of schijnbaar). Je bestaansrecht is dus een gegeven, anders was je er niet. De betekenis daarvan of de opdracht erin is volkomen verzonnen.

Nou ja. Ik wens je een heel fijne vakantie! 🙂 . Of jij (of ‘een ander’) nu gelooft dat je ‘m verdient of niet. Een heel fijn en ontspannen leven ook, of je nu gelooft dat je dat (eerst) moet verdienen of niet.

Afbeelding van Pexels via Pixabay

Share This