Vroeger was ik dol op etiketten plakken. In hokjes stoppen. Labelen en hoppa, klaar, rust in mijn hoofd. Als ik een nieuw mens ontmoette deed ik labelen helemaal lekker vlot: man met prettige stem, depri aangelegd, nonchalante kleding = slimme hippie.

Je hebt een idee van wat ik bedoel? Het werd alleen bij mezelf een beetje lastig, dat etiket… Ik deed weleens van die testjes in van die damesbladen zodat je op een type persoonlijkheid uit kwam. Beetje vreemd natuurlijk – alsof je zelf niet weet wie je bent – maar goed. Uit dat soort testen bleek eigenlijk altijd dat ik mezelf niet in een hokje kon stoppen. Ik scoorde vaak op alle ‘soorten’ even hoog.

Ik besloot te mijmeren over de labels die ik mezelf heb getracht op te plakken en de verwachtingen die daarbij horen. Bijvoorbeeld over het etiket ‘extravert’. Ik hoor vaak dat ik zo extravert ben. Terwijl ik volgens mij een introvert ben. Want ik doe het heel goed in mijn uppie in mijn werkkamer. Sowieso doe ik het beter in mijn eigen gezelschap dan dat van mensen over het algemeen genomen. “Nee”, zeggen mijn (volgens eigen zeggen introverte) vrienden: “Mira, jij bent extravert! Want jij praat op straat met mensen!”

Waarop ik aangeef dat ik alleen met mensen praat die ik leuk vind. Met wie ik een klik heb. En volgens mij ben ik nog steeds een introvert omdat ik veel info deel maar mijn werkelijke gevoelens voor me hou.

Oef… we kunnen nu in een heel ingewikkeld “wat is wat en wat is waar”-ding terecht komen. Ik trek mijn handen er bij deze graag vanaf. Want uiteindelijk heb ik in dit voorbeeld bedacht dat ik een introvert ben met extraverte trekjes. Hebben sommige van mijn vrienden bedacht dat ik extravert ben. En doet het er helemaal niet toe!

Ik ben wie ik ben. En soms gedraag ik me zus en soms gedraag ik me zo. Maakt allemaal geen bal uit. Ik heb ook gewoon maar bedacht wie ik ben. En van binnen zit IK. Zonder al die etiketten.

Share This