Normaal gesproken als ik ergens veel gedachten over heb is het vaak niet echt duidelijk wat ik precies denk en dat ik überhaupt denk. Meestal weet ik op zo’n moment alleen dat ik me niet fijn voel. Natuurlijk weet ik wel dat het altijd mijn gedachten zijn die bepalen hoe ik me voel, maar ik ben me lang niet altijd bewust van wat ik denk.
Op zich logisch, want denken is de gewoonste zaak van de wereld. Iedereen doet het. De hele tijd. Je bent ook niet de hele dag bezig met zorgen dat je adem blijft halen. Net zoals een vis niet merkt dat hij in het water leeft tot je hem eruit haalt.
Grappig genoeg wordt het een stuk helderder wat er zich in mijn hoofd afspeelt als ik fysieke inspanning lever. Tijdens het sporten zit ik minder ‘in mijn hoofd’, maar tegelijkertijd ben ik me wel meer bewust van dat wat er in mijn hoofd gebeurt.
Eigenlijk geldt dit vooral als ik op mijn racefiets zit, want dan wordt mijn hoofd eerder moe dan mijn lichaam en wil ik om die reden opgeven. Bij hardlopen wordt ademhalen op een gegeven moment lastiger en weet ik dat ik even rustiger aan moet doen. Maar bij fietsen is een groot deel van de inspanning die ik lever blijkbaar mentaal.
Soms wordt ik boos en gefrustreerd als ik fiets omdat ik gedachten heb over dat het beter zou moeten gaan. Omdat ik niet hard genoeg ga. Omdat mijn benen pijn doen. Omdat ik denk te weten dat mijn vriend geen goeie workout krijgt als hij mijn tempo aan moet houden. Noem maar op. Het effect is dat het lijkt alsof het allemaal niet meer gaat.
Het fijne is wel dat het besef van wat er gaande is het soms ook makkelijker maakt om het los te laten, gewoon door mijn focus te verleggen. Me losscheuren van mijn gedachten en opletten op wat mijn vriend zegt of kijken naar de natuur om me heen zorgt ervoor dat ik toch gewoon door kan blijven trappen. De volumeknop van mijn boze gedachten draait zichzelf langzaamaan naar beneden tot ik ze niet meer hoor.
Het werkt niet in elke situatie en ook niet altijd meteen, maar het is wel een mooi bewijs van hoe ons menselijke systeem werkt. In een moment kunnen gevoelens stabiel aanvoelen omdat we met ons bewustzijn geur en kleur geven aan de gedachten die eraan ten grondslag liggen, maar gevoelens zijn juist extreem instabiel. Bij het minste of geringste is er de kans dat ze compleet veranderen.
Focus op een naar gevoel lijkt belangrijk (want je wilt natuurlijk dat het weggaat – en wel snel), maar is in werkelijkheid onnodig. Het gaat vanzelf weer over. Ik blijf trappen terwijl ik denk dat ik niet meer kan en het nare gevoel zakt vanzelf weg. Kan je net zo goed iets leuks gaan doen terwijl je wacht op dat moment, toch? 😉