Ik zat net rustig in de bus toen ik het hoorde: een vreemd geschraap gevolgd door een keiharde knal. En dan bedoel ik ook echt KEIHARD. Oeps. Blijkbaar had de buschauffeur de ruimte niet goed ingeschat.

Toen ik in de richting keek waar het geluid vandaan kwam, zag ik dat het raam aan de andere kant van het gangpad geëxplodeerd was. Iedereen keek geschokt naar het tafereel. Dankzij het speciale glas was het volledige raam aan diggelen en was alles in een straal van een meter of twee bedekt met scherven en gruis. Ook de mensen die er het dichtst bij in de buurt zaten.

Gelukkig raakte er niemand gewond, maar helaas reed de bus ook niet meer door en moest ik een andere nemen. Sterker nog, ik moest terug naar mijn beginhalte. Want alle bussen die de goeie kant op gingen zaten stampvol.  

Pas later die dag besefte ik dat ik me geen seconde druk heb gemaakt om de situatie. Terwijl er best wat dingen gebeurden waaraan ik me vroeger waarschijnlijk had geërgerd.   

Eerder was er als reactie op dit voorval waarschijnlijk een complementaire gedachten-explosie afgegaan in mijn hoofd. Iets in de trant van: “wat doet die man achter het stuur van een extra lange bus als hij niet eens kan inschatten waar de achterkant ervan is? Waarom heeft hij niet het fatsoen om zijn excuses aan te bieden? En waarom vertelt hij niet even wat we nu moeten doen?  Waarom zijn alle bussen hier ook zo achterlijk druk? Fijn hoor, studeren. Bah. Nu ben ik nog te laat voor mijn afspraak ook!”

Blijkbaar had ik in dat moment het besef dat deze situatie geen invloed had op mijn welzijn, aangezien het verbluffend stil was in mijn hoofd. Grappig.

Een mooie les – want in die stilte kon ik gewoon doen wat nodig was. Even laten weten dat ik later zou zijn, kijken wanneer de volgende bus kwam, enzovoorts.  Goh, dus zonder al die ellendige toeters en bellen in mijn hoofd kan ik ook gewoon komen waar ik zijn moet…

Share This