Na anderhalve dag met hevige regenval is de kustlijn veranderd. Grote rotsblokken zijn op het strand gevallen en een andere berg lijkt te zijn afgebrokkeld. Bij die laatste ga ik kijken. De kleuren van de steen zijn prachtig. Bruin, dooraderd met een soort zeegroen. Hoe beter ik kijk, hoe duidelijker is dat deze berg helemaal niet zo solide is als hij er op het eerste gezicht uitziet. Overal lopen kleine barstjes en wanneer ik een stukje vastpak, brokkelt het moeiteloos af. Ook de steen die ik zo in mijn hand houd, kan ik in nog honderd stukjes breken. Het materiaal, dat toch een redelijk imposante berg vormt, blijkt bijzonder broos. Ik zou in mijn eentje moeiteloos die hele berg met het strand gelijk kunnen maken, maar ik laat ‘m staan zoals ‘ie daar zo mooi staat.
Het herinnerde me aan de bergen die onze (angstige) gedachten en overtuigingen in ons hoofd kunnen vormen. Ze lijken groot en stevig en onoverkomelijk. Soms hebben we er ons hele leven (onbewust en in onze onschuld) aan gebouwd. Toch is dat denkmateriaal net zo broos als de berg op het strand. Het kan in één hoosbui of stukje bij beetje afbrokkelen.