‘Je moet je gedachten niet geloven’ is zo’n achteloze opdracht die we makkelijk aannemen als een goed idee. We slepen er een metafoor bij van de blauwe lucht en de wolken, vertellen dat jij de oneindige blauwe lucht bent waar gedachtewolken in voorbij drijven of razen en dan komt ‘ie dus. De opdracht.

‘Zie de gedachten voor wat ze zijn; tijdelijke creaties via het brein.’

‘Neem de positie in van de blauwe lucht en observeer de gedachtewolken.’

‘Geloof niet (alles) wat je denkt.’

Wellicht helpt zo’n opdracht jou. Da’s best fijn en zeker nuttig. Maar net zo goed ‘mislukt’ het ‘weer’ en kan het gebeuren dat je daarmee het gevoel krijgt dat je ‘faalt’. Dan is er een moment waarop je die gedachten en gevoelens niet ziet voor wat ze zijn. Dan besef je dat je de positie van de blauwe lucht weer eens niet had ingenomen. Dan merk je op, na een tijdje in een kramp te hebben gezeten, dat je tóch weer je persoonlijke, of persoonlijk lijkende, gedachten voor de waarheid hebt aangezien. Shit. Of, compassievoller: ahwwwja. De opdracht ‘werkt’ dus niet altijd.

Een aantal jaren geleden verwonderde een trainee zich: ‘volgens mij geloof ik automatisch alles wat ik denk’. Een interessante observatie, vond ik. Wie weet werkt het zo of vóelt het in ieder geval zo. En dan is zo’n opdracht als ‘je moet je gedachten niet geloven’ nogal mosterd na de maaltijd. After the fact, zoals Syd Banks zou zeggen. Te laat!

Eind december, bij de feestelijke einddag van de opleidingsgroep van 2023 borrelde bij mij de vraag op: wat is eigenlijk ‘geloven’? Waar vindt dat plaats? (En wie doet het?) Daar wil ik vandaag even over mijmeren. Niet als intellectuele oefening, maar om te kijken of we geen onzin verkopen met dergelijke opdrachten.

Zelf zei of dacht ik het ook wel eens (over ‘mezelf’; lekker schizofreen) bij een verkramping in het lichaam-geest-systeem dat we Angela zijn gaan noemen: ‘ah, ze gelooft weer wat’. Maar wat is dat dan?

Stel, je zegt: ‘ik geloof mijn gedachten’. Klinkt heel normaal toch? Meestal hebben we niet eens door dat de wereld uit Denken bestaat en beweren we iets als ‘ik geloof in vrijheid van onderwijs’. Maar goed. Intrigerend is dan, dat we helemaal niet weten wat die ‘ik’ is in deze stelling en waar gedachten vandaan komen. Maar dus ook niet wat geloof is!

Snijdt zo’n opdracht als ‘je moet je gedachten niet geloven’ dan wel hout? Als we niet weten wie die opdracht uit moet voeren (je hersens? Je lijf?); als we niet weten wat het mechanisme van geloven is en hoe het werkt? Of het überhaupt wel bestaat? Mijn Oudste kwam filosoferend over dat geloven op de woorden: ‘leven alsof het waar is‘. (En dat is op zichzelf al een nieuw blog waardig) Ik voegde daaraan toe ‘zonder goed te hebben gekeken‘.

De uitnodiging van Syd Banks om beyond belief te gaan is van zichzelf ook weer een onmogelijke opdracht. Maar doet het hier, in mij, makkelijker stilvallen dan de opdracht om ‘mijn gedachten niet te geloven’. Omdat ik ‘daar’, beyond belief dus, Niets vind, terwijl zo’n persoonlijke en psychologische opdracht het recept zou kunnen zijn voor méér monitoren, navelstaren en zelfverwijt. Volgens mij (haha) vinden we helemaal geen oplossingen in het persoonlijke. Hooguit tijdelijke opluchting of schijnveiligheid.

‘Ik geloof mijn gedachten’ zou trouwens, als je de metafoor van de 3 principes wilt gebruiken, ook gelezen kunnen worden als: Mind (1) is Bewust (2) van Denken (3). En je zou kunnen zeggen: daarmee, met dat ‘mechanisme’, verSCHIJNt een wereld die er ECHT en WAAR uitziet. Maar het is ‘slechts’ een tijdelijk verSCHIJNsel en er is een andere optie dan leven alsof persoonlijke gedachten/ jouw wereld wáár is.

En geloof mij niet 🙂 .

Afbeelding van Lisa Moore via Pixabay

Share This