Toevallig zaten we met een overmacht van zes Nederlanders tegenover twee Zweden in een Zweedse sauna. Wat voor één van de Zweedse heren aanleiding was om te vragen wat wij Nederlanders nou eigenlijk vinden van Zweedse mensen. (Voor saunakenners: ja, dit gesprek vond plaats ín de sauna – in Zweden blijkt sauna niet een rust- maar een gezelligheidsding te zijn met bier én kletsen tijdens het zweten).

Ik had best een antwoord, gebaseerd op de 25 Zweden die ik op die camping ontmoet had. En ik ben de lulligste niet als ik zonder bier maar met thee in de sauna zit. Dus die kregen ze, dat antwoord. De Zweedse heren vergeleken mijn respons met hun eigen ideeën over hoe de gemiddelde Zweed in elkaar steekt. De Nederlandse vader en moeder hadden ook een mening, op basis van wat zij beleefd hadden op de 3 campings en in de 5 supermarkten die ze bezochten.

En naast mij zei hun 13-jarige zoon zachtjes tegen me “Eigenlijk is toch iedereen anders én hetzelfde?”. Haha, 1-0 voor de 13-jarige ;-).

Het maakte dat ik (opnieuw) mijmerde over hoe makkelijk we generaliseren. We generaliseren niet alleen het gedrag van mensen en proberen ze in te delen in groepen of groepjes – waar wij dan juist wel of juist niet bij horen. We generaliseren onze ervaringen: “ik heb zo vaak dat ik…. “ en vergeten dan even al die keren dat we niet puntje – puntje.  We scheren al onze gevoelens heel gemakkelijk over één kam: “Ik ben een vrolijk mens.“ en laten voor het gemak weg dat er elke dag ook wel iets van twijfel, spanning of verdriet voorbij vliegt.  We beschrijven onszelf op basis van een vermeende karaktertrek: “Ik ben eigenlijk wel een glas-half-leeg type.” en zien totaal over het hoofd dat er het grootste deel van de dag helemaal geen pessimistische gedachten zijn.

De 13-jarige uit de sauna parafraserend zou ik willen zeggen: “De generalisaties en gedachten zijn allemaal waar én allemaal niet waar”. Het lijkt of voelt zo in de momenten dat we het zo zien of voelen. En tegelijkertijd is het nooit iets anders – kán het nooit iets anders zijn, dan denken in bewustzijn. Denken dat sneller vervliegt dan we meestal beseffen. Gedachten die elkaar in een rapper tempo opvolgen dan we kunnen waarnemen. Gedachten die, omdat de 3 principes zo nu eenmaal werken, altijd waar voelen doordat het bewustzijn ze waar laat lijken. Maar eigenlijk is het niks. Noch waar, noch niet-waar. Het is sterrenstof.  Een luchtspiegeling. Het is er even (niet) en POEF! het lijkt weer anders.

Share This