Soms zegt iemand iets en word ik boos – te boos. Zo boos dat het niet meer in proportie is met wat er gezegd is.

Bijvoorbeeld als ik verbeterd word of als er een misverstand ontstaat. Dan kan ik opeens echt niks meer met die ander te maken willen hebben terwijl er in feite helemaal niet veel is gebeurd. Mijn hoofd slaat op zo’n moment gewoon volledig op hol.

Vandaag realiseerde ik me plotseling waarom: zulke situaties triggeren in mij de gedachte dat anderen me niet slim genoeg vinden. En vervolgens de gedachte dat ik misschien ook wel gewoon niet slim genoeg ben.

Als reactie hierop schoten er direct allerlei dingen door mijn hoofd, allemaal met het doel om ervoor te zorgen dat mijn ‘eer’ hersteld werd en de ander zou beseffen dat ik toch wel slim ben. Reacties die ik kon geven. Acties die ik kon ondernemen. Bewijsmateriaal dat ik de ander onder zijn of haar neus kon schuiven.

Eerder was ik dan geneigd om inderdaad te reageren en ging ik vreselijk in de verdediging. Of begon ik een ruzie, want het feit dat ik altijd het laatste woord wil hebben heeft hier ongetwijfeld ook mee te maken.

Dat allemaal terwijl de ander zich van geen kwaad bewust was – bij hem of haar bestond er helemaal geen achterliggende motivatie voor de opmerking. Die motivatie bedacht ik zelf.

Nu zie ik wat een hersengymnastiek het was. Onbewust iets denken over mezelf, invullen dat een ander dat dus ook zal denken en in mijn hoofd alvast gaan reageren op dat wat ik dacht dat de ander aan het denken was. En me daar dan ook nog eens vreselijk druk over maken, ook al bestaat de hele ‘situatie’ niet eens buiten mijn eigen gedachten. Het feit dat ik niet slim genoeg zou zijn was al een verzinsel. Pff… Gelukkig hoef ik daar geen energie meer in te steken.

Share This